Translate

Thursday, July 20, 2017

Evolutietheorie op sterven na dood?

Evolutietheorie, een bevrijdende gedachte.

Ik groeide op een orthodox christelijk milieu. De geloofsgemeenschap waar ons gezin deel vanuit maakte bestond uit mensen die het geloof zeer ernstig namen. Ik zag ze uiterlijk als oprecht vrome mensen die voor mij een onhaalbaar hoge standaard vormden. Zij waren volmaakt (dacht ik) terwijl ik zelf werd geplaagd door allerlei stiekeme zondige gedachten en daden. Geen wonder dat ik een enorm schuldcomplex opliep.

Ik zal een jaar of 17 zijn geweest toen ik boeken las over de evolutietheorie. Het was of bij mij het licht doorbrak. De mens was het resultaat van toeval en tijd en niet van een schepping. Dus was er ook geen Schepper aan wie men verantwoording moest afleggen. Normen en waarden waren menselijke verzinsels. Zoals Sartre zei: het maakt moreel geen verschil of je een oud vrouwtje naar de overkant van de straat helpt of haar onder een aanstormende auto duwt. Ik was in één klap van mijn schuldcomplex af. Heerlijk!

Twijfel doet zijn intrede.

Begin jaren '70 werkte ik als programmeur aan de ontwikkeling van administratieve programma's. In ongeveer diezelfde tijd begon ik artikelen te lezen over DNA. Ik trok daaruit de conclusie dat DNA zowel de informatiedrager als de informatieverwerker is voor de ontwikkeling van een levensvorm. Het DNA bevat dus, zo dacht ik, de informatie voor het programma, het programma zelf en een verwerkingseenheid om het programma uit te voeren. Het ontwikkelen van een betrekkelijk eenvoudig boekhoudprogramma kostte ontzettend veel denkwerk, programmeren en testen. Voordat zo'n programma echt werkte moest het programma volkomen foutloos zijn anders werkte het niet of niet goed. Het leek mij volkomen ondenkbaar dat zo'n programma ooit vanzelf, door toeval en tijd, tot stand zou kunnen komen. Toen ik DNA structuren als een soort programma ging zien begon ik aan de evolutietheorie te twijfelen. Een DNA 'programma' is oneindig veel complexer dan een eenvoudig boekhoudprogramma. Het is uitgesloten dat een eenvoudig boekhoudprogramma zomaar vanzelf tot stand komt en nu sla ik de computer waarmee het programma gedraaid wordt en de systeem-software van de computer maar even over. Waarom zou dat bij een oneindig veel complexere opgave als het ontstaan van een DNA structuur wel lukken? Het stond voor mij op dat moment volkomen vast: het is ondenkbaar dat een 'primitief' eencellig organisme, waaruit alle levensvormen zouden zijn voortgekomen, spontaan zou kunnen ontstaan.

Mede door deze twijfel maar ook door fysieke en mentale geloofservaringen keerde ik uiteindelijk terug naar het christelijk geloof. Dit keer volkomen vrij van enig schuldcomplex.

Hoe sta ik nu tegenover de evolutietheorie?

In de loop van de jaren las ik regelmatig artikelen die beschreven hoe complex zelfs de meest primitieve levensvormen zijn. Dat sterkte me in de overtuiging dat zelfs die 'primitieve' levensvormen nooit spontaan ontstaan kunnen zijn. Op dinsdag 18 juli 2017 las ik in het Reformatorisch Dagblad een artikel met de titel "Kritische weging evolutie ontbreekt". Het artikel verscheen als deel van een polemiek in het RD, ontstaan na de publicatie van het boek "En de aarde bracht voort", van prof. Gijsbert van den Brink, waarmee deze poogt de evolutieleer en de leer van de schepping met elkaar in overeenstemming te brengen. De auteurs van het artikel (zie onderaan deze blogpost) stellen dat prof. Van den Brink voorbij gaat aan de wetenschappelijke bezwaren die zijn in te brengen tegen de evolutietheorie. Volgens mij zeggen ze hiermee dat het boek van de prof eigenlijk een futiele exercitie is. Het artikel gaf aan mijn eigen, ietwat intuïtieve, bezwaar tegen de evolutietheorie een extra steun in de rug. De auteurs noemen 8 voorbeelden van problemen waarmee de evolutietheorie (zoals prof. Van den Brink die in zijn boek gebruikt) te kampen heeft. Ik geef ze hier enigszins ingekort weer (aan godsdienst gerelateerde argumenten heb ik waar mogelijk weggelaten omdat ze in het debat met niet-gelovigen niet dienstig zijn):

1. Ontstaan van het leven.
De evolutietheorie veronderstelt een begin van het aardse leven door het ontstaan van een primitieve levensvorm waaruit alle levensvormen zich hebben ontwikkeld. Zelfs zo'n 'primitieve' levensvorm is behoorlijk complex en bestaat uit 6 systemen:
(1) Een systeem om zich tegen de buitenwereld te beschermen.
(2) Een systeem om energie te gebruiken.
(3) Een systeem om bouwstenen te maken.
(4) Een systeem om zichzelf te kunnen repareren.
(5) Een systeem om zich te vermenigvuldigen.
(6) Een systeem om informatie op te slaan.
Deze systemen kunnen zich niet elk onafhankelijk van elkaar in stand houden.
Deze complexiteit maakt het onwaarschijnlijk dat deze levensvorm spontaan tot realisatie komt. Bovendien worden er steeds meer factoren ontdekt die de complexiteit doen toenemen en de kans op het spontane ontstaan van leven nog onwaarschijnlijker maken.
Mijn metaforische vergelijking met het de ontwikkeling van een boekhoudprogramma, dat onmogelijk spontaan tot stand kan komen, is toch niet zo gek.

2. Informatie.
De grote hoeveelheid informatie in het erfelijk materiaal is het kenmerk van levende wezens. Deze informatie is opgeslagen in genetische code (DNA) bestaande uit baseparen. Een eenvoudige levensvorm bevat DNA met honderdduizenden baseparen.
Er zijn geen mechanismen bekend die volledig nieuwe erfelijke informatie kunnen samenstellen, die nodig zouden zijn voor het ontstaan van leven of van nieuwe levensvormen. De complexiteit van de meest eenvoudige genetische code is zo enorm dat het ontstaan ervan door toevalsprocessen onmogelijk is. Eigenlijk is dit bezwaar tegen de evolutietheorie op zich al doorslaggevend.

3. Weesgenen.
Weesgenen zijn genen die alleen in één soort of kleine groepen soorten aangetroffen worden. Verschillende groepen organismen hebben verschillende weesgenen. Het betreft unieke functionele DNA-informatie waarvoor geen evolutionaire voorgeschiedenis bedacht kan worden. Weesgenen geven de scheiding aan tussen soortgroepen.

4. Weinig verandering.
In aardlagen met een veronderstelde ouderdom van 425 miljoen jaar is DNA aangetroffen van bacteriën identiek aan het DNA van nu levende bacteriën. In de tussenliggende duizend miljard generaties zijn deze bacteriën praktisch niet veranderd. Zeer langdurige laboratorium experimenten met zich snel voortplantende organismen bevestigen dat informatie niet toeneemt en er geen macro-evolutie optreedt.

5. Functieloos DNA.
Lange tijd werd gedacht dat een groot deel van het DNA functieloos was, het zogenaamde "junk-DNA". Dit werd als een bewijs voor macro-evolutie gezien. Een uitgebreid onderzoeksproject, Encode, heeft echter aangetoond dat het merendeel van dit zogenaamde junk-DNA wel degelijk een functie heeft. In het deel van het genoom dat geen coderingen voor eiwitten bevat, worden steeds meer functies ontdekt. Ik sla nu een stuk over en vervolg met: Ook fungeren ze als verspringende schakelaars die snelle aanpassingen, aan bijvoorbeeld koude of droogte, mogelijk maken, juist omdat ze programmatuur (eiwit-coderende genen) aan- en uit kunnen schakelen. Het grootste gedeelte van het genoom heeft dus een functie. Dat sluit aan bij de gedachte van een intelligent ontwerp.

6. Pseudogenen.
Pseudogenen zijn genen die kapot zijn. Dat wordt veroorzaakt door mutaties. Die zijn prima te verklaren met een degeneratiemodel. Volgens prof. Van den Brink wijst het kapot gen bij de mens, voor het maken van vitamine C, op een gemeenschappelijke afstamming. Volgens de auteurs negeert hij de voor de hand liggende optie dat Adam en Eva een intact gen hadden dat later stuk is gegaan.

7. Reparatiesystemen.
Binnen de evolutietheorie wordt verondersteld dat mutaties van het DNA de motor kunnen zijn voor verbetering en innovatie. Mutaties in het DNA van de lichaamscellen zijn veelal schadelijk en leiden tot tumoren en erfelijke gebreken. Gelukkig worden de duizenden mutaties die dagelijks optreden in het DNA van elke cel voortdurend gerepareerd door mutatie-reparatiesystemen. Zulke reparatiesystemen kunnen niet tot stand zijn gekomen via mutaties.

8. De uitzonderlijke mens.
Evolutionisten wijzen op de overeenkomsten tussen mens en chimpansee als argument voor universele gemeenschappelijke afstamming. De verschillen zijn echter enorm en niet evolutionair te verklaren:
- anatomische of genetische verschillen;
- uniek spraakvermogen;
- uniek denkvermogen;
- gevoel en waardering voor schoonheid;
- moreel besef van goed en kwaad;
- religieus besef.

Conclusie.

Het is mijn conclusie, niet die van de auteurs van het bovengenoemde artikel.
De argumenten 1, 2, 3, 4, 5 en 7 vind ik erg sterk spreken tegen de evolutietheorie. Argument 6 lijkt mij meer een specifiek argument tegen de redenatie van prof. Van den Brink. Argument 8 tenslotte vind ik niet zo overtuigend als de eerstgenoemden maar wel aannemelijk.

Het feit dat een eenvoudig levend organisme met zeer complexe DNA informatie niet zomaar vanzelf kan ontstaan sluit het begin van de evolutie uit en daarmee ook het vervolg.

Wat moet ik nu met de evolutietheorie zoals die op scholen wordt onderwezen? De afstamming van de mens bijvoorbeeld zoals door het onderstaande plaatje wordt verondersteld? Het plaatje komt op het eerste gezicht nogal overtuigend over. Men moet wel beseffen dat het een plaatje is, meer niet. Het is de grafische weergave van een theorie, meer niet en als zodanig vormt het geen bewijs.
Hetzelfde geldt voor de veronderstelde ontwikkeling van de soorten. Zie het onderstaande plaatje.
Het ziet er aannemelijk uit, maar het is een plaatje dat een theorie illustreert, geen bewijs.
Natuurlijk geloof ik dat dinosaurussen en dergelijke bestaan hebben maar wat hun betekenis precies is weet ik niet.

Maar als er geen sprake kan zijn van evolutie wat dan wel? Het enige alternatief is schepping. Men hoort wel eens het argument dat het leven vanuit de ruimte op aarde terecht is gekomen maar dat lost de elementaire vraag niet op: Waar komt het leven uit voort? Hoe is de schepping dan in zijn werk gegaan? Religies proberen daar een antwoord op te geven, het probleem is dat niemand er bij is geweest. Het scheppingsproces waaruit wijzelf uit voortgekomen zijn is onnavolgbaar.

Mijn motief voor deze blogpost is om op zijn minst aannemelijk te maken dat wij het resultaat zijn van een scheppingsproces en dat er dus een Schepper is.

Auteurs van het bovengenoemde artikel.

Jan van Meerten, woordvoerder van het Logos Instituut.
drs. Rafael Benjaming (bioloog)
dr. Willem Binnenveld (bioloog)
dr. Peter Borger (bioloog)
dr. Herman Bos (organisch chemicus)
dr. Juri van Dam (bioloog)
dr. ir. Hans Degens (bioloog)
dr. ir. Wim de Jong (wiskundige)
drs. Ben Vogelaar (bioloog)
drs. Tom Zoutewelle (bioloog)













No comments:

Post a Comment