Ik reageer op beweringen dat Christus een mythologische figuur is die nooit bestaan zou hebben.
In mijn betoog gaat het uitsluitend om de historiciteit van
Jezus Christus, over zijn boodschap zeg ik niets.
Historische aanwijzingen.
Er zijn historische aanwijzingen voor zijn bestaan. Ik noem
er een paar:
De bekende Joodse historicus Flavius Josephus die kort na de
dood van Christus geboren werd, schreef in zijn beroemde werk over de Joodse
geschiedenis een passage over Jezus.
Flavius Josephus schrijft ook over het optreden van Johannes
de Doper, een tijdgenoot van Jezus, die zijn komst aankondigde. Voorts schrijft
Josephus over de steniging van Jacobus, de broer van Jezus.
Ik heb een fraaie facsimile uitgave van de werken van
Josephus.
De Romeinse historicus Cornelius Tacitus schrijft in het
jaar 115 dat Christus geleden heeft onder de Romeinse gouverneur Pilatus.
Tacitus had weinig op met christenen dus zijn verhaal kan niet als propaganda
worden beschouwd.
Het bestaan van Pilatus wordt ook nog bevestigd toen
archeologen een inscriptie met zijn naam vonden. De grafkist van Kajafas, de
hogepriester die Christus voor Pilatus bracht is ook gevonden.
Gaius Suetonius Tranquillus (70-140 n. Chr) schrijft dat
keizer Claudius de Joden uit Rome liet verdrijven omdat zij, op instigatie van
een zekere “Chrestos” onruststokers waren.
Gaius Plinius Caecilius, Plinius de Jongere (61-114 n.
Chr.), bevriend met de Romeinse keizer Trajanus, schreef:
“Zij (de christenen die terechtgesteld zouden worden voor
hun geloof) hebben ook verklaard dat hun hele schuld of overtreding slechts
hierin bestond: zij waren regelmatig voor de dageraad bijeengekomen om
afwisselend verzen voor elkaar te zingen, ter ere van Christus als aan een god,
en zich ook onder ede aan elkaar te verbinden, niet met enig misdadig doel,
maar om zich te onthouden van diefstal, roof of overspel.”
Vroege Joodse bronnen, geen vrienden van de christenen,
vermelden in de 2de eeuw het optreden van Jezus. Geen propaganda
dus.
Conclusie: op grond van historische, seculiere bronnen kan
worden aangenomen dat Christus echt bestaan heeft.
Het Nieuwe Testament.
Een belangrijke bron over het leven van Jezus is het Nieuwe
Testament (NT). Critici beweren dat dit geschreven is enkele honderden jaren na
het leven van Jezus. Dat is aantoonbaar niet juist, zoals je hieronder kan
zien.
Eusebius Pamphili (260-340 n.Chr), een Romeins historicus beschrijft
de geschiedenis van de kerk en de ontwikkeling van het NT vanaf het leven van
Christus. Geen tijdgenoot van Christus maar dat was Plutarchus ook niet van
Alexander de Grote. Plutarchus schreef over Alexander 400 jaar na diens dood.
Desondanks twijfelt niemand aan het bestaan van Alexander.
Eusebius baseert zich als historicus op door hem genoemde bronnen. Die
bestaan nu helaas niet meer maar hij had ze kennelijk wel tot zijn beschikking.
Hij noemt ondermeer de boeken van het NT en ook brieven en getuigenissen van
vroege christenen en tijdgenoten van de apostelen.
Ik ben in het bezit van het boek van Eusebius, het is een
indrukwekkend werk.
Twee auteurs van delen van het NT, de apostelen Petrus en Paulus
worden door vroege kerkvaders, met name Ignatius (50-115), en Polycarpus die
discipel van de apostel Johannes was (69-155), in het begin van de 2de
eeuw genoemd.
Ireneüs, bisschop van Lyon (100-140 n.Chr.), leerling van Polycarpus
schrijft over het NT, hij noemt een de evangeliën en brieven met name.
Justinus Martyr (100-165) refereert aan de 4 evangeliën.
Conclusie: het NT bestond al aan het begin van de tweede eeuw (100
n.Chr.)
Hoe betrouwbaar zijn de overgeleverde teksten?
Ik bedoel hier niet de inhoud van de teksten maar de vraag
in hoeverre ze de oorspronkelijk neergeschreven tekst benaderen.
De originelen (brieven en verslagen) zijn met de hand
geschreven en circuleerden onder de toen bestaande gemeenten.
We beschikken niet meer over de originele manuscripten. Wat
we hebben zijn duizenden fragmenten (kopieën van kopieën van originelen) die op
verschillende tijdstippen op zeer uiteenlopende plaatsen zijn gevonden. Dat is
een belangrijk gegeven want daardoor kan er geen sprake zijn van een centrale
redactie van de teksten. De westelijke kerken hadden in het begin weinig contact met de oosterse kerken en toch
vinden we in beide gebieden dezelfde soort teksten.
Fragmenten die dezelfde tekstgedeelten bevatten, zijn
vrijwel identiek. Eventuele verschillen worden gevormd door details maar
veranderen de betekenis niet.
Met deze duizenden fragmenten kan men meerdere vrijwel
identieke exemplaren van het NT samenstellen.
Vroege commentaren op het NT bevatten bij elkaar
tienduizenden citaten. Met deze citaten kan men ook complete identieke NT’s
samenstellen die overeenkomen met de exemplaren die aan de hand van fragmenten
zijn samengesteld.
Conclusie: we kunnen vaststellen dat de gevonden teksten het
origineel correct weergeven.
Aanwijzingen voor de ouderdom van de originele tekst.
In het NT zelf worden feitelijk zaken beschreven waaruit we
kunnen afleiden wanneer die teksten geschreven zijn.
Christus voorspelde de vernietiging van Jeruzalem. Die vond
werkelijk plaats toen de Romeinen in het jaar 70 de stad belegerden en na
inname verwoestten. In het NT wordt dit feit nergens genoemd. Als het NT na het
jaar 70 zou zijn geschreven dan hadden de schrijvers dit zeker vermeld als een
vervulde profetie van Christus.
Het boek “De handelingen van de Apostelen” (in het NT),
beschrijft onder andere de zendingsreizen van Paulus en diens gevangenschap in
Rome. Paulus werd in het jaar 64 of
67 gedood. De Handelingen vermelden dit feit niet, wat doet concluderen
dat het boek voor 64 is geschreven.
Alle brieven die met zekerheid aan Paulus kunnen worden
toegeschreven kunnen niet anders dan voor diens dood in 64 of 67 geschreven zijn.
Is het NT niets anders dan een verzinsel?
Van meet af aan werden de christenen vervolgd en ter dood
gebracht. Er viel aan het christen-zijn geen materiële winst te behalen en het
was nog levensgevaarlijk ook. De apostelen moeten wel erg van hun zaak overtuigd
zijn geweest. Of ze nu gelijk hadden of niet, zij waren er eerlijk van
overtuigd dat ze de waarheid verkondigden.
Die overtuiging komt je bij het lezen van elke bladzijde met
kracht tegemoet.
De brieven van Paulus bevatten vaak aandoenlijke details,
hij schrijft bijvoorbeeld aan zijn leerling Timotheüs, wanneer deze naar hem
toe zal komen, om zijn boeken en perkamenten mee te nemen en vooral zijn mantel
want hij heeft het vaak koud.
Dit soort dingen verzint men niet om een brief met religieus
onderricht, echt te laten lijken.
De apostel Petrus, leerling van Christus, geeft in een van
zijn brieven commentaar op de brieven van Paulus. Dat geeft aan dat hij ze
gelezen heeft. Ook weer zo’n detail waarvan je moeilijk kan aannemen dat het
een paar eeuwen na Christus verzonnen is. Het geeft meer gewicht aan de
authenticiteit van het NT.
De 4 evangeliën zijn door 4 verschillende personen
geschreven. Het zijn in feite getuigenverklaringen over het leven van Christus.
Ze verschillen in detail, niet in de grote lijnen. Dat is precies wat je
verwacht van verschillende getuigen. Ieder neemt de gebeurtenissen waar op zijn
eigen wijze.
De Handelingen van de Apostelen noemt alle sleutelfiguren
die optraden vlak na de kruisiging van Christus en in de jaren daarna. Die
sleutelfiguren schreven ook zelf epistels die in het NT zijn opgenomen en die
harmoniëren met elkaar en met de Handelingen.
De Handelingen maken ook gewag van het verhoor van Paulus
door Antonius Felix, Romeins gouverneur van Judea in die tijd. Paulus bleef
gevangen en werd ook nog eens verhoord door de opvolger van Felix, Porcius
Festus. Bij dat verhoor was ook koning Agrippa aanwezig. Van al deze figuren
staat vast dat ze ten tijde van het leven van Paulus bestonden.
In de Handelingen wordt uitvoerig verhaald over de
zendingsreizen van Paulus. Op een zo’n reis komt hij in Athene aan. Daar raakte
hij in contact met een groep filosofen uit de Stoicijnse en Epicureaanse
scholen. Een van hen, Dionysius werd door Paulus overtuigd en bekeerde zich tot
het christendom. Eusebius Pamphili, die ik eerder aanhaalde, vertelt dat
Dionysius de eerste bisschop van Athene werd. Hij baseert zich op een citaat
van de bisschop van Korinthe, ook Dionysius genaamd, die rond 170 n.Chr.
leefde.
Conclusie: het NT testament is geschreven door tijdgenoten
die elkaar kenden en hun getuigenissen en hun religieus onderricht komen
grotendeels overeen. Daaruit concludeer ik dat het NT authentiek is. Ik zeg
niet dat het waar is, ik zeg alleen dat het geschrift authentiek is.
Samenvatting:
- Meerdere seculiere bronnen maken niet lang na zijn dood melding van Christus. Op grond daarvan erkent de meerderheid van historici zijn bestaan.
- Het Nieuwe Testament is kort na het leven van Christus tot stand gekomen en geschreven door zijn tijdgenoten. Dat kan worden geconcludeerd doordat het NT al vroeg werd genoemd en door de inhoud zelf.
- Door de veelheid van tekstfragmenten waaruit meerdere identieke NT’en kunnen worden samengesteld, kunnen we aannemen dat dezen de originele tekst dicht benaderen.
- Het NT wekt een onmiskenbare authentieke indruk. De schrijvers geloofden wat zij meenden gezien en beleefd te hebben.
- Op grond van het voorgaande kan het NT als een geldige bron worden beschouwd voor de historiciteit van Christus. Hij heeft dus echt bestaan.
No comments:
Post a Comment